jeugdzorg - SOS-Jeugdzorg

SOS-Nieuws

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 70 niet laden

Op 14 juli 2021 verscheen in de media het zoveelste jank-artikel (1) van een jeugdzorgbestuurder over toenemend geweld tegen jeugdbeschermers. In dit geval Ruud Brinkman van jeugdbescherming Overijssel die volgens de strategie van ‘dader presenteert zich als slachtoffer’ medelijden probeerde op te wekken bij het grote publiek dat nog altijd geen kennis heeft van de voortdurende structurele misstanden in de jeugdzorgsector. Een week daarvoor was er een aangrijpende documentaire op televisie geweest over het willekeurige, hardvochtige en amateuristische handelen van Veilig Thuis, de Gecertificeerde Instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) gezien door de ogen van verloskundige Sylvia von Kospoth (2). Standaardpraktijk bij ieder kritisch artikel in een grote krant of een uitzending over de wanpraktijken van jeugdzorg is dat de dagen daarna er meteen een tegenoffensief komt vanuit jeugdzorg dat twee mogelijkheden kent; ofwel er wordt snel een andere krant gebeld die een menselijk portret schildert van een paar gezinsvoogden die met veel liefde en integriteit hun werk doen (waarbij ze soms ‘moeilijke’ keuzes moeten maken) of er komt een klaagzang van een jeugdzorg-bobo over het toenemende geweld tegen jeugdzorgmedewerkers in een zelf geschreven column of een ‘spontaan’ interview in de krant. 

 

In het jeugdzorgsysteem is er geen integraal gezinsbeeld waarin de ouders een toegevoegde waarde hebben. Er wordt probleem-zoekend gewerkt in de jeugdzorg en er wordt enkel aan één of meerdere problemen gewerkt die zouden moeten verdwijnen of verminderen. De aanname dat goed functionerende gezinnen zeer kansrijke kinderen voortbrengen is niet het uitgangspunt, maar reparatie-denken. Alles wordt instrumenteel beschouwd, zodat een pleeggezin gelijkwaardig is aan het biologisch ouderschap. Maar de adoptie-wetenschap heeft aangetoond dat gezinnen wel degelijk toegevoegde waarde hebben in verband met de identiteitsvorming van kinderen/jongeren. (1) Een biologisch gezin dat goed functioneert is als het ware een gratis pleeggezin voor jeugdzorg. Je ouders kennen is voor hen alleen maar een juridisch recht (omgangsrecht) en geen ideale situatie vanuit het kind gezien.


Je bent niet alleen sociaalpsychologisch door je ouders gevormd, zoals sociaal werkers graag benadrukken, maar je draagt ook hun genen. In een fijn en warm gezin wordt de bloedband versterkt door een goede opvoeding. Sommige sociologen/professoren verbonden met jeugdzorg (Jan C.M. Willems ) praten daarom ook graag over de bloedband-mythe om het belang van de gezinsband te ondermijnen. Je kunt nu eenmaal makkelijker kinderen uit gezinnen wegnemen als je de halve waarheid vertelt, dat kinderen niet meer nodig hebben dan eten, verzorging en een dak boven hun hoofd. (2) In het jeugdzorg-systeem worden ouders primair als risicofactor gezien en nauwelijks als een hulpbron (de belangrijkste hulpbron) voor het opgroeiende kind. Het liefst nemen professionals van diverse instanties en scholen de opvoeding van ouders uit handen, omdat het wantrouwen naar ouders groot is. Dit leidt op termijn tot staatsopvoeding. (3) Door geleidelijk aan jeugdzorg het onderwijs in te brengen wordt de opvoeding langzaam overgenomen van ouders (GIRFEC), omdat ouders ook worden ingezogen in door de overheid gedicteerde sociale en maatschappelijke waarden. Ook hier is weer de aanname dat ouders die zelf niet hebben of niet de juiste waarden. Daarnaast is er in de praktijk weinig vertrouwen in de weerbaarheid van kinderen. Ieder zorg-signaal is een fataal element dat ‘bedreigend’ is voor het veilig opgroeien, zonder te accepteren dat ouders en kinderen samen een dynamisch leerproces doormaken gedurende de hele jeugd en opvoeding van het kind. Kinderen leren van ouders en ouders leren van hun kinderen.

 

Bijlage is het grootste deel van de tekst die ik de Inspectie G&J heb gestuurd.

Duidelijk hierin is dat er twee stukken in gebruikt zijn zodat overlap logisch is. Bijlage!
+
Ik heb nu per post dus ook het MinJus geschreven omdat op de mail geen ontvangstbevestiging kwam (het antwoord op vorige WOB-brief was veronderstellend dat de inspectie alles onderzoekt, afschuivend, geen begrip voor inhoud dat kinderen raakt):


Waarde excellentie,

In uw brief geeft ge eigenlijk aan dat ge geen toezicht houdt op de toezichthouders en ondanks alle kritiek over de jeugdzorg geloof stelt dat dit sociale en zo besloten domein nooit zulke grote aantallen fouten maakt dat er in het land gesproken wordt van institutionele kindermishandeling.

De jeugdbescherming schemert naar de pers dat er zoveel tevreden cliënten zijn, maar wanneer we met een WOB-verzoek het rapport cliënttevredenheidsonderzoek, de cliënt aangaande, opvragen, verschuilt de G.I. zich achter een onbewezen feit dat de G.I. niet valt onder de WOB, ondanks uw site https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/wet-openbaarheid-van-bestuur-wob/documenten/rapporten/2005/06/10/lijst-voorbeelden-publiekrechtelijke-instelli met een lijst van publiekrechtelijke instellingen, waaronder: “Voogdij- en gezinsvoogdij instellingen (Guardianship and Family Guardian ship Institutions)” onder ‘Ministerie van Justitie’ op pagina 2.

Waar het om een intern stuk zou gaan, niet de cliënten betreffende, dan is er nog begrip voor de rigide houding van de G.I..

Doch waar naar de pers geschemerd wordt dat de G.I. bijna geen klagers kent, tegenover de duizenden bij ouderorganisatie klagende ouders, en het gaat om het meest optimale belang van het kind-met-interactiebelangen-met-diens-familie (een kind is geen alleenstaand object), met ook latere belangen (identiteitsfase; denk aan prof. René Hoksbergen), geeft de G.I. geen reëel beeld, of erger, verbergt de G.I. diens fouten.

Waarheidsvinding en rechtsvinding in de jeugdbescherming

 

 

Kinderen worden uit huis geplaatst door ongegronde beschuldigingen, want: “In het jeugdrecht gaat het niet om waarheidsvinding”. De Minister voor Rechtsbescherming heeft een Actieplan ingediend, opgesteld door de kinderbeschermers zelf. Ouders willen nu een Regeringscommissaris die zij vertrouwen.

 

 

Het Verwey-Jonker Instituut verricht onderzoek naar geweld in de Jeugd-GGZ (van 1945-2015). 

Wij zijn op zoek naar zoveel mogelijk respons. De enquête gaat om de ervaringen van oud-bewoners die in tehuizen of instellingen hebben gewoond. Alle ervaringen zijn welkom. 

De vragenlijst staat zeker tot 5 maart open.

 

Heeft u als jongere korte of langere tijd in een instelling voor kinder- en jeugdpsychiatrie – KJP-  gewoond (tussen 1945 en 2015)? Het Verwey-Jonker Instituut is op zoek naar u! Wij vragen oud-bewoners om een enquête in te vullen over hun ervaringen destijds. Alle ervaringen zijn welkom. Ook naasten kunnen de enquête invullen. Bent u moeder, vader, broer, zus of partner van iemand die in zijn/haar jeugd  in de KJP was opgenomen, kom dan ook naar onze vragenlijst. De vragenlijst is in te vullen via smartphone of laptop. Meer informatie en de link naar de vragenlijst vindt u hierhttps://survey.enalyzer.com/?pid=gupuf5fa

 

zaterdag 26 augustus 2017

 

René Hoksbergen over adoptie en pleegzorg

 

Door: Ranada van Kralingen en Yvonne Fiege

 

https://4.bp.blogspot.com/-rG7te5LXrL8/WaAAMieArXI/AAAAAAAAPuA/ZWcITbG_fhY7GEqQPuymH8AJUwy8CYQuACLcBGAs/s320/581.jpg

Emeritus-hoogleraar en adoptiedeskundige René Hoksbergen is in een zaak van jeugdzorg Groningen over de eventuele terugplaatsing van een zevenjarig meisje benaderd door haar biologische ouders om hen bij te staan. Naar zijn visie kan het kind terug naar haar inmiddels volledig gerehabiliteerde ouders, maar jeugdzorg Groningen die zich in de casus vooral laat leiden door de visie van Tonny Weterings (1) verzet zich hiertegen. In dit interview legt Hoksbergen uit hoe een verouderde visie op pleegzorg en adoptiezorg, vooral in relatie tot het nog vaak onderschatte aspect van de identiteit van het opgroeiende kind, het welzijn van het kind op de lange termijn in de weg kan staan. Verder is opvallend in deze zaak dat jeugdzorg Groningen heeft gedreigd de omgangsregeling terug te draaien als de biologische ouders van hun wettelijk recht gebruik maken om in Hoger Beroep te gaan.

 

Wat voor waarheidsvinding?

  

Nu blijkt dat de 'jeugdzorg', gedwongen door de roep om 'waarheidsvinding', een truc heeft bedacht.

We mogen gaan kijken naar en meedenken aan achteraf-waarheidsvinding, wanneer ouders reeds in het beklaagdenbankje zitten van 'onderzoek' d.m.v. gezinsplan.

Het gezinsplan is in de maak gezet bij de jeugdbescherming, de G.I..

Daar is aan vooraf gegaan een melding en Veilig Thuis, dat vaak ook al onder de hoed zit van de G.I.. Of de RvdK heeft deze casus doorgeschoven naar de G.I..

Achteraf-waarheidsvinding bevindt zich dus reeds in de beklaagdensfeer; er zijn 'vermoedens', er zijn verdachte signalen, ja, er moeten dan wel problemen zijn.

  

Achteraf-waarheidsvinding. 

Een concept gezinsplan bevat reeds een kijk op wat fout gaat en bij S&O-zaken kunnen gescheiden ouders de inbreng van de andere ouder diskwalificerend gevoelen en escalatie is reeds gaande. Ook de puber die dit wordt voorgelegd leest en wordt aan loyaliteitsconflicterende signalen over diens ouders blootgesteld. Ook staat er zelden in het plan welke echte specialist met welke beroepsregistratie op welke open onderzoeksvragen de voorlichting aan ouders zal geven en de diagnose uitvoeren om het meest optimale hulptraject te laten bepalen. Vaak wordt dit overgelaten aan een jeugdzorgwerker die daarvoor niet medisch geclassificeerd is.

In FJR2010/92 worden wat knelpunten beschreven die een rechter reeds vermoedde.

Achteraf-waarheidsvinding is dus een feit geworden in de aanloop om propaganda te maken met Jeugdwet 3.3. Het is niet enkel misleidend doch ook schadelijk gezien de beschuldigingen in 'vermoedens' en roddel.


 

 

 

Waarheidsvinding versus Niet-pluis-gevoel

Ouders en jeugdbeschermers zijn al jaren verwikkeld in een hoog oplopend debat over valse beschuldigingen in rapporten. Jeugdbeschermers: “In het jeugdrecht gaat het niet om waarheidsvinding. Dat begrip komt uit het strafrecht. In het Jeugdrecht kunnen we daar niets mee”.

Het is niet verwonderlijk dat ouders zich met dit antwoord niet-gehoord voelen. Zij vinden het oneerlijk, een drogreden: zij klagen immers niet over het niet-vinden-van-de-waarheid (welke waarheid), maar over het toelaten van onwaarheden. Tot in de hoogste regionen wordt met deze drogreden het debat de verkeerde kant opgestuurd. Ook op parlementair niveau, artikel 3.3 Jeugdwet en de aangepaste protocollen ten spijt.

Eerlijk debatteren

Een eerlijk debat begint ermee elkaar een blik te gunnen op de eigen positie bij de besluitvorming inzake een K.b.-maatregel. Een jeugdbeschermer die moet beslissen om in een bepaalde situatie een OTS of UHP voor te stellen komt soms niet verder dan een z.g. “niet-pluis-gevoel”: het gevoel dat iets niet goed zou kunnen zitten maar wat je niet hard kunt maken. “Stel dat het in dat gezin later misgaat”, zo is de gedachte, “dan ben ík daarvoor verantwoordelijk”.

Inderdaad: een niet-pluis-gevoel is niet te herleiden tot een harde waarheid. Alle begrip daarvoor. Maar dan?

De verleiding is groot om te zoeken naar concrete beschuldigingen die, mits waar, een maatregel meer kunnen rechtvaardigen. Halve waarheden en hele onwaarheden komen in het rapport dat uiteindelijk naar de rechter gaat.

 

Allemaal gekkies? 

Stichting SOS Jeugdzorg en Jeugdzorg Dark horse zijn in 2016 begonnen met workshops onder de titel ‘Allemaal gekkies’ om ouders, jeugdigen, hulpverleners en jeugdbeschermers met elkaar in gesprek te brengen. Bij ouders en jeugdbeschermers bestaat vaak wantrouwen over en weer over de intenties en het juiste inzicht over wat kinderen/jeugdigen nodig hebben voor hun veilige ontwikkeling en dat levert meer dan eens escalaties op die resulteren in kinderbeschermingsmaatregelen die voorkomen hadden kunnen worden.

(Rapport Kinderombudsman 2013 ‘Is de zorg gegrond?’)

 

  

OPROEP van het Nederlands Advocaten Comité


Onderwerp: Onderzoek waarheidsvinding bij OTS en UHP

Beste ouders,

 

Als kinderen onder toezicht worden gesteld (OTS) en uit huis geplaatst (UHP) vindt veelal geen waarheidsvinding plaats. Onwaarheden blijven het oordeel van de rechter beïnvloeden. Een groep advocaten heeft het Nederlands Advocaten Comité Familie- & Jeugdrecht opgericht om de rechtspraktijk van het Jeugdrecht te onderzoeken.

 

Het Advocaten Comité zou graag documenten ontvangen van ouders om de handelswijze van jeugdbeschermers en rechters in kaart te brengen. Op basis hiervan wil het Advocaten Comité een onderzoek instellen naar de rechtmatigheid van uithuisplaatsingen. Het gaat om de volgende documenten:

 

1. Het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot voorlopige ondertoezichtstelling (VOTS) en spoedmachtiging uithuisplaatsing (UHP). (Let op: er heeft dan nog geen ouderverhoor plaatsgevonden).

 

2. De beschikking van de kinderrechter op dat verzoek (meestal dezelfde dag).

 

3. De onderbouwing door de Raad bij gelegenheid van het ouderverhoor in de rechtbank (binnen 14 dagen nadat het kind uit huis is gehaald).

 

4. De beschikking van de kinderrechter ná ouderverhoor. (Het verzoek wordt meestal toegewezen voor 3 maanden ten behoeve van onderzoek).

 

5. Het onderzoeksrapport van de Raad voor de zitting van 3 maanden later.

 

6. De uiteindelijke beslissing van de kinderrechter tot OTS en UHP.

 

Wij ontvangen bovengenoemde stukken het liefst gescand en per e-mail op:

BELANGRIJK:

Gaarne uw begrip voor de volgende voorwaarden:

 

a.    Format Documentnaam: <jjjj.mm.dd - auteur - soort>.pdf.

b.    “auteur” is bijv.: RvdKb=Raad v.d. Kinderbescherming, KR=kinderrechter, GI=Gecertificeerde Instelling, VT=Veilig Thuis etc.

c.    Gebruik bij scannen de optie “doorzoekbaar”.

d.    WORD-bestanden: Opslaan als Adobe PDF, en dat bestand inzenden.

e.    Per PDF-bestand slechts één document.

f.     Toezenden alleen per e-mail. Niet via OneDrive of DropBox e.d..

 

Advocaten Comité
Mr. Ir. P.J.A. Prinsen
Renbaanstraat 45
2586 EX Den Haag